Aalscholver (Phalacrocorax carbo)
Orde:
Pelikaanachtigen (Pelecaniformes)
Familie:
Aalscholvers (Phalacrocoracidae)
Lengte: 77-94 cm
De aalscholver komt in Nederland voor in gebied dat grofweg wordt begrensd door de grote rivieren in het zuiden en oosten van het land. Ten zuiden daarvan is de soort zo goed als afwezig, ten oosten komt de aalscholver hier en daar wel voor.
Aalscholvers leven uitsluitend van vis. Om deze te vangen zwemmen ze onder water. Meestal doen ze dit individueel, maar er vindt ook wel groepsjacht plaats. Ze vormen dan een breed front dat de vissen één kant op drijft. Om en om verdwijnen de aalscholvers onder water en komen weer boven, al dan niet met een vis in de snavel. Die snavelpunt heeft een forse haak om vissen mee vast te houden.
Van de aalscholver bestaan vier ondersoorten: de Phalacrocorax carbo carbo (Grote Aalscholver), de P.c. sinensis, de P.c. lucidus en de P.c. maroccanus. De P.c. sinensis is in Nederland de 'gewone' aalscholver, maar ook de P.c. carbo is hier soms te vinden. De sinensis is herkenbaar aan de witte dijvlek en de witte halsvlek.
Zeer karakteristiek is de houding met de gespreide vleugels. Op die manier zijn ze op allerlei plaatsen aan te treffen: van boomtakken tot lantaarnpalen en van stranden tot scheepvaartboeien. Vroeger werd aangenomen dat ze met deze houding de veren laten drogen, omdat hun verenkleed, in tegenstelling tot andere watervogels, niet waterafstotend is. Hayman en Hume vragen zich in 'Alle vogels van Europa' echter af of die visie juist is, en noemen in plaats daarvan het verteren van een goede maaltijd als mogelijke reden.
Pelikaanachtigen (Pelecaniformes)
Familie:
Aalscholvers (Phalacrocoracidae)
Lengte: 77-94 cm
De aalscholver komt in Nederland voor in gebied dat grofweg wordt begrensd door de grote rivieren in het zuiden en oosten van het land. Ten zuiden daarvan is de soort zo goed als afwezig, ten oosten komt de aalscholver hier en daar wel voor.
Aalscholvers leven uitsluitend van vis. Om deze te vangen zwemmen ze onder water. Meestal doen ze dit individueel, maar er vindt ook wel groepsjacht plaats. Ze vormen dan een breed front dat de vissen één kant op drijft. Om en om verdwijnen de aalscholvers onder water en komen weer boven, al dan niet met een vis in de snavel. Die snavelpunt heeft een forse haak om vissen mee vast te houden.
Van de aalscholver bestaan vier ondersoorten: de Phalacrocorax carbo carbo (Grote Aalscholver), de P.c. sinensis, de P.c. lucidus en de P.c. maroccanus. De P.c. sinensis is in Nederland de 'gewone' aalscholver, maar ook de P.c. carbo is hier soms te vinden. De sinensis is herkenbaar aan de witte dijvlek en de witte halsvlek.
Zeer karakteristiek is de houding met de gespreide vleugels. Op die manier zijn ze op allerlei plaatsen aan te treffen: van boomtakken tot lantaarnpalen en van stranden tot scheepvaartboeien. Vroeger werd aangenomen dat ze met deze houding de veren laten drogen, omdat hun verenkleed, in tegenstelling tot andere watervogels, niet waterafstotend is. Hayman en Hume vragen zich in 'Alle vogels van Europa' echter af of die visie juist is, en noemen in plaats daarvan het verteren van een goede maaltijd als mogelijke reden.