Gierzwaluw (Apus apus)
Gierzwaluwen brengen hun leven bijna volledig in de lucht door. Delfgauw (ZH), 9 mei 2013.
Orde:
Gierzwaluwachtigen (Apodiformes)
Familie:
Gierzwaluwen (Apodidae)
Lengte: 17-19 cm
De gierzwaluw kan je slechts een korte periode in het jaar zien in Nederland: hij arriveert pas in mei, maar in de loop van augustus vertrekt hij alweer naar het zuiden. Het zijn bijzondere vogels, omdat ze, net als de andere soorten gierzwaluwen, eigenlijk maar één keer op de grond komen, en dat is als ze dood zijn...
De poten van een gierzwaluw zijn op het leven in de lucht aangepast. Of eigenlijk: ze zijn aangepast op het niet leven op de grond. De poten zijn niet eens geschikt om erop te staan. Ze zijn prima om zichzelf hangend aan muren en rotsrichels te kunnen vastklampen, maar zittend op de grond zou een gierzwaluw door zijn korte en ook nog eens ver naar achteren geplaatste pootjes niet meer in staat zijn om van de grond te komen.
Gierzwaluwen doen dus alles in de lucht, van eten tot paren. Zelfs slapen doen ze vliegend. Het enige wat ze in de lucht uiteraard niet kunnen doen is een nest bouwen. Dat doen ze daarom maar op hoge gebouwen, rotswanden en een enkele keer in een boomholte. Het nest bestaat uit veren, dierenharen en plantaardige materialen die uiteraard in de vlucht worden verzameld en die met speeksel tot een nest worden geplakt.
De gierzwaluw is in Nederland voornamelijk te zien boven dorpen en steden, waar hij in vaak grote groepen tot op een hoogte van een kilometer rondvliegt. Ze foerageren in de lucht op allerlei insecten en op kleine, zwevende spinnetjes.
Vaak vliegen ze samen met boerenzwaluwen of huiszwaluwen, maar van beide zwaluwen is de gierzwaluw geen familie. Toch lijken ze in eerste instantie wel op elkaar. Wie ze goed bekijkt kan echter duidelijk de verschillen zien. Zo is de gierzwaluw aanmerkelijk forser dan de beide zwaluwsoorten, en is hij op het oog zo goed als volledig zwart met donkergrijs. De huiszwaluw heeft een witte buik en keel, en de boerenzwaluw heeft een witte buik en een roodbruine keel. Ook de gierzwaluw heeft wel iets kleurverschil, maar dat gaat om zwarte, grijze delen die in de vlucht nauwelijks waarneembaar zijn. Een laatste belangrijk kenmerk is het silhouet, want de gierzwaluw heeft een zeer karakteristieke sikkelvorm, met in verhouding lange, smalle vleugels ten opzichte van de zwaluwen.
Gierzwaluwachtigen (Apodiformes)
Familie:
Gierzwaluwen (Apodidae)
Lengte: 17-19 cm
De gierzwaluw kan je slechts een korte periode in het jaar zien in Nederland: hij arriveert pas in mei, maar in de loop van augustus vertrekt hij alweer naar het zuiden. Het zijn bijzondere vogels, omdat ze, net als de andere soorten gierzwaluwen, eigenlijk maar één keer op de grond komen, en dat is als ze dood zijn...
De poten van een gierzwaluw zijn op het leven in de lucht aangepast. Of eigenlijk: ze zijn aangepast op het niet leven op de grond. De poten zijn niet eens geschikt om erop te staan. Ze zijn prima om zichzelf hangend aan muren en rotsrichels te kunnen vastklampen, maar zittend op de grond zou een gierzwaluw door zijn korte en ook nog eens ver naar achteren geplaatste pootjes niet meer in staat zijn om van de grond te komen.
Gierzwaluwen doen dus alles in de lucht, van eten tot paren. Zelfs slapen doen ze vliegend. Het enige wat ze in de lucht uiteraard niet kunnen doen is een nest bouwen. Dat doen ze daarom maar op hoge gebouwen, rotswanden en een enkele keer in een boomholte. Het nest bestaat uit veren, dierenharen en plantaardige materialen die uiteraard in de vlucht worden verzameld en die met speeksel tot een nest worden geplakt.
De gierzwaluw is in Nederland voornamelijk te zien boven dorpen en steden, waar hij in vaak grote groepen tot op een hoogte van een kilometer rondvliegt. Ze foerageren in de lucht op allerlei insecten en op kleine, zwevende spinnetjes.
Vaak vliegen ze samen met boerenzwaluwen of huiszwaluwen, maar van beide zwaluwen is de gierzwaluw geen familie. Toch lijken ze in eerste instantie wel op elkaar. Wie ze goed bekijkt kan echter duidelijk de verschillen zien. Zo is de gierzwaluw aanmerkelijk forser dan de beide zwaluwsoorten, en is hij op het oog zo goed als volledig zwart met donkergrijs. De huiszwaluw heeft een witte buik en keel, en de boerenzwaluw heeft een witte buik en een roodbruine keel. Ook de gierzwaluw heeft wel iets kleurverschil, maar dat gaat om zwarte, grijze delen die in de vlucht nauwelijks waarneembaar zijn. Een laatste belangrijk kenmerk is het silhouet, want de gierzwaluw heeft een zeer karakteristieke sikkelvorm, met in verhouding lange, smalle vleugels ten opzichte van de zwaluwen.