IJsvogel (Alcedo atthis)
Orde:
Scharrelvogels (Coraciiformes)
Familie:
IJsvogels (Alcedinidae)
Lengte: 17-19,5 cm
Eén van de meest aansprekende vogels van Nederland is ongetwijfeld de ijsvogel. Uiteraard door zijn exotische uiterlijk, maar ook door zijn fascinerende gedrag en het feit dat het niet makkelijk is om hem te zien te krijgen.
De ijsvogel is in het Nederlandse vogelbestand één van de kleurrijkste vogels. Buik, borst en onderzijde van de staart zijn oranje gekleurd, net als de wangvlek en de poten. De keel en een deel van de hals zijn wit en de bovenzijde is blauw. De kruin en de vleugels zijn groenig blauw, terwijl de rug heel fel, bijna fluoriscerend blauw zijn. Het geslachtsonderscheid zit in de 4 cm lange snavel: geheel zwart bij de man, terwijl de vrouw een oranjerode ondersnavelbasis heeft.
De lichaamsverhoudingen zijn bij de ijsvogel duidelijk anders dan bij andere vogels. De kop is wat groot, maar opvallender nog zijn de relatief zeer korte staart en poten.
Een ijsvogel waarnemen doe je niet iedere dag. Ze zijn schuw, bestrijken een groot gebied en blijven vaak maar kort op een plek. De kans dat je een ijsvogel op een tak ziet zitten is klein, maar wie goed kijkt en luistert heeft in elk geval kans om hem in vlucht waar te nemen. De bijnaam 'Blauwe Schicht' heeft hij niet voor niets: hij vliegt meestal laag en snel over het water met een hele snelle vleugelslag, waarbij met name de blauwe kleuren eruit springen. Hij is dan nauwelijks als vogel herkenbaar; het is een felblauwe torpedo die langsflitst. Met name in vlucht laat hij een schelle fluittoon horen. Vogelaars zijn bij dit geluid dus meteen alert, want het betekent meestal dat de vogel 'onderweg' is en dus in beeld zou kunnen komen.
IJsvogels leven van kleine vissen. Die ontdekken ze vanaf zitplekken laag boven het water, zoals bomen, takken en soms brugleuningen of paaltjes. De ijsvogel vangt de vis met een stootduik loodrecht omlaag, vaak na kort bidden. Om de vissen te kunnen zien moet het water helder zijn, maar ook zonder al te veel beroering. Om ijsvogels te kunnen zien is dat een belangrijk gegeven, want water dat in de luwte ligt en dus redelijk rimpelloos is biedt meer kans dan een hoek die vol in de wind ligt.
Ondanks de naam is de ijsvogel gevoelig voor kou. In strenge winters gaat het slecht met de ijsvogel, omdat zijn voedselvoorraad onbereikbaar is. De vogels centreren zich rond de plassen die het langste open blijven, waardoor er in strenge winters plekken zijn waar meerdere ijsvogels tegelijk kunnen worden gezien. In zo'n winter kan zomaar de helft van een bestand omkomen. Omdat de ijsvogel ook nog eens zeer specifieke, hoge eisen stelt aan zijn broedbiotoop verloopt het herstel na één of meerdere strenge winters vaak zeer moeizaam.
De ijsvogel broedt in holen in steile oevers. Bij gebrek aan steile oevers (heel vaak dus), gebruiken ze kluiten van omgevallen bomen, maar altijd aan het water. De nestholte ligt diep in de oever of stronk, aan het einde van een ongeveer 1 meter lange uitgegraven gang. Het hol wordt bekleed met visgraten.
De ijsvogel heeft nog twee zeldzame familieleden in de West-Palearctis: de smyrnaijsvogel en de bonte ijsvogel, die beide om en ten oostelijk van het oostelijk mediterrane gebied leven. Buiten dit gebied zijn er echter nog veel meer: in totaal bestaan er maar liefst 95 soorten ijsvogels (die overigens niet allemaal van vis leven)!
Scharrelvogels (Coraciiformes)
Familie:
IJsvogels (Alcedinidae)
Lengte: 17-19,5 cm
Eén van de meest aansprekende vogels van Nederland is ongetwijfeld de ijsvogel. Uiteraard door zijn exotische uiterlijk, maar ook door zijn fascinerende gedrag en het feit dat het niet makkelijk is om hem te zien te krijgen.
De ijsvogel is in het Nederlandse vogelbestand één van de kleurrijkste vogels. Buik, borst en onderzijde van de staart zijn oranje gekleurd, net als de wangvlek en de poten. De keel en een deel van de hals zijn wit en de bovenzijde is blauw. De kruin en de vleugels zijn groenig blauw, terwijl de rug heel fel, bijna fluoriscerend blauw zijn. Het geslachtsonderscheid zit in de 4 cm lange snavel: geheel zwart bij de man, terwijl de vrouw een oranjerode ondersnavelbasis heeft.
De lichaamsverhoudingen zijn bij de ijsvogel duidelijk anders dan bij andere vogels. De kop is wat groot, maar opvallender nog zijn de relatief zeer korte staart en poten.
Een ijsvogel waarnemen doe je niet iedere dag. Ze zijn schuw, bestrijken een groot gebied en blijven vaak maar kort op een plek. De kans dat je een ijsvogel op een tak ziet zitten is klein, maar wie goed kijkt en luistert heeft in elk geval kans om hem in vlucht waar te nemen. De bijnaam 'Blauwe Schicht' heeft hij niet voor niets: hij vliegt meestal laag en snel over het water met een hele snelle vleugelslag, waarbij met name de blauwe kleuren eruit springen. Hij is dan nauwelijks als vogel herkenbaar; het is een felblauwe torpedo die langsflitst. Met name in vlucht laat hij een schelle fluittoon horen. Vogelaars zijn bij dit geluid dus meteen alert, want het betekent meestal dat de vogel 'onderweg' is en dus in beeld zou kunnen komen.
IJsvogels leven van kleine vissen. Die ontdekken ze vanaf zitplekken laag boven het water, zoals bomen, takken en soms brugleuningen of paaltjes. De ijsvogel vangt de vis met een stootduik loodrecht omlaag, vaak na kort bidden. Om de vissen te kunnen zien moet het water helder zijn, maar ook zonder al te veel beroering. Om ijsvogels te kunnen zien is dat een belangrijk gegeven, want water dat in de luwte ligt en dus redelijk rimpelloos is biedt meer kans dan een hoek die vol in de wind ligt.
Ondanks de naam is de ijsvogel gevoelig voor kou. In strenge winters gaat het slecht met de ijsvogel, omdat zijn voedselvoorraad onbereikbaar is. De vogels centreren zich rond de plassen die het langste open blijven, waardoor er in strenge winters plekken zijn waar meerdere ijsvogels tegelijk kunnen worden gezien. In zo'n winter kan zomaar de helft van een bestand omkomen. Omdat de ijsvogel ook nog eens zeer specifieke, hoge eisen stelt aan zijn broedbiotoop verloopt het herstel na één of meerdere strenge winters vaak zeer moeizaam.
De ijsvogel broedt in holen in steile oevers. Bij gebrek aan steile oevers (heel vaak dus), gebruiken ze kluiten van omgevallen bomen, maar altijd aan het water. De nestholte ligt diep in de oever of stronk, aan het einde van een ongeveer 1 meter lange uitgegraven gang. Het hol wordt bekleed met visgraten.
De ijsvogel heeft nog twee zeldzame familieleden in de West-Palearctis: de smyrnaijsvogel en de bonte ijsvogel, die beide om en ten oostelijk van het oostelijk mediterrane gebied leven. Buiten dit gebied zijn er echter nog veel meer: in totaal bestaan er maar liefst 95 soorten ijsvogels (die overigens niet allemaal van vis leven)!