Knobbelzwaan (Cygnus olor)
Een knobbelzwaan in een dreigende houding op het Hoefijzermeer bij Castricum (NH), 2 januari 2012.
Orde:
Eendvogels (Anseriformes)
Familie:
Zwanen (Cygnus)
Lengte: 140-160 cm
De knobbelzwaan is in Nederland de enige echt algemeen voorkomende zwanensoort. Ze komen bijna overal voor waar zoet water is, van stadsparken tot aan rivieren en meren.
In de broedtijd kan de knobbelzwaan behoorlijk agressief zijn. Dit levert nog wel eens problemen op als een paartje vlak langs een voetpad of fietspad broedt, en geen 'indringers' in de buurt van het nest duldt. Als een zwaan boos is, of de strijd met een concurrent of indringer aangaat, maakt hij zich groot door de vleugels omhoog te steken, zoals op de foto boven. De kop wordt dan achterover gehouden. Vaak gaat deze dreigende houding gepaard met geblaas.
Het landen van een knobbelzwaan op het water is een indrukwekkend schouwspel. Hij gebruikt de vleugels om af te remmen door met holle vleugels naar voren te slaan, terwijl hij zijn lichaam opricht en de poten vooruit steekt. De gespreide poten minderen zijn vaart zodra hij het water raakt. Als hij voldoende is afgeremd laat hij zich voorover zakken en klappert met de vleugels om het verenkleed weer enigszins in het gareel te brengen.
Eendvogels (Anseriformes)
Familie:
Zwanen (Cygnus)
Lengte: 140-160 cm
De knobbelzwaan is in Nederland de enige echt algemeen voorkomende zwanensoort. Ze komen bijna overal voor waar zoet water is, van stadsparken tot aan rivieren en meren.
In de broedtijd kan de knobbelzwaan behoorlijk agressief zijn. Dit levert nog wel eens problemen op als een paartje vlak langs een voetpad of fietspad broedt, en geen 'indringers' in de buurt van het nest duldt. Als een zwaan boos is, of de strijd met een concurrent of indringer aangaat, maakt hij zich groot door de vleugels omhoog te steken, zoals op de foto boven. De kop wordt dan achterover gehouden. Vaak gaat deze dreigende houding gepaard met geblaas.
Het landen van een knobbelzwaan op het water is een indrukwekkend schouwspel. Hij gebruikt de vleugels om af te remmen door met holle vleugels naar voren te slaan, terwijl hij zijn lichaam opricht en de poten vooruit steekt. De gespreide poten minderen zijn vaart zodra hij het water raakt. Als hij voldoende is afgeremd laat hij zich voorover zakken en klappert met de vleugels om het verenkleed weer enigszins in het gareel te brengen.