Matkop (Poecile montanus)
Het voorhoofd van een matkop blijft altijd een beetje dof. Hellegatsplaten (ZH), 7 augustus 2011.
Orde:
Zangvogels (Passeriformes)
Familie:
Mezen (Paridae)
Lengte: 11-13 cm
De Matkop is het eeneiige tweelingbroertje van de Glanskop. Er zijn maar heel weinig kenmerken die verschillen. De mogelijkheden zijn de kinvlek, die bij de glanskop gemiddeld kleiner is, en de kopkap, die bij de glanskop in bepaald licht glanst op het voorhoofd, terwijl de matkop altijd een doffe kap heeft. Het beste kenmerk is het geluid.
Ook kan het gebied uitkomst bieden. De glanskop heeft een zeer beperkte verspreiding. In Gelderland en Overijssel komen beide soorten door elkaar heen voor, maar de daarbuiten is de glanskop nauwelijks aanwezig, op enkele verspreide gebieden na. De matkop komt voor van Drenthe tot aan Limburg en heeft daarbuiten nog enkele kleine, verspreide gebieden. Dit komt door de eisen die de beide soorten stellen aan hun leefgebied. De glanskop zoekt eiken-beukenbos, soms eiken-berkenbos, maar vermijdt juist naaldbos. De matkop heeft meer mogelijkheden, en komt wel in naaldbos voor. In vochtige gebieden is de glanskop afwezig, de matkop komt in zowel vochtige als droge omgeving voor.
Waar beide soorten samen voorkomen is de glanskop dominant.
Bijzonder aan zowel de matkop als de glanskop is de standvastigheid: het zijn bijna letterlijk standvogels, die nauwelijks van hun plek komen. Ze verlaten hun territorium niet, in tegenstelling tot veel andere mezen, die in de winter in groepjes rondtrekken.
Zangvogels (Passeriformes)
Familie:
Mezen (Paridae)
Lengte: 11-13 cm
De Matkop is het eeneiige tweelingbroertje van de Glanskop. Er zijn maar heel weinig kenmerken die verschillen. De mogelijkheden zijn de kinvlek, die bij de glanskop gemiddeld kleiner is, en de kopkap, die bij de glanskop in bepaald licht glanst op het voorhoofd, terwijl de matkop altijd een doffe kap heeft. Het beste kenmerk is het geluid.
Ook kan het gebied uitkomst bieden. De glanskop heeft een zeer beperkte verspreiding. In Gelderland en Overijssel komen beide soorten door elkaar heen voor, maar de daarbuiten is de glanskop nauwelijks aanwezig, op enkele verspreide gebieden na. De matkop komt voor van Drenthe tot aan Limburg en heeft daarbuiten nog enkele kleine, verspreide gebieden. Dit komt door de eisen die de beide soorten stellen aan hun leefgebied. De glanskop zoekt eiken-beukenbos, soms eiken-berkenbos, maar vermijdt juist naaldbos. De matkop heeft meer mogelijkheden, en komt wel in naaldbos voor. In vochtige gebieden is de glanskop afwezig, de matkop komt in zowel vochtige als droge omgeving voor.
Waar beide soorten samen voorkomen is de glanskop dominant.
Bijzonder aan zowel de matkop als de glanskop is de standvastigheid: het zijn bijna letterlijk standvogels, die nauwelijks van hun plek komen. Ze verlaten hun territorium niet, in tegenstelling tot veel andere mezen, die in de winter in groepjes rondtrekken.